egw knop2 gedicht knop

27 augustus: Wat gij niet wilt dat u geschiedt ...


De regel van de Heiland
De gulden regel van de Heiland - “Gelijk gij wilt dat u de mensen doen, doet gij hen evenzo” (Luc. 6:31) - moet de regel zijn van allen die zich de opvoeding van kinderen en jeugd tot taak hebben gesteld. Zij zijn de jongere leden van het gezin des Heren, onze mede-erfgenamen van de genade des levens. De regel van Christus moet in alle heiligheid worden waargenomen tegenover de minst intelligenten, de jongsten, tegenover hen die de meeste fouten maken en zelfs tegenover de dwalenden en opstandigen.

Openbare tuchtmaatregelen
Wanneer de onderwijzer deze regel volgt, zal hij zoveel mogelijk vermijden over de fouten of dwalingen van een leerling te spreken. Hij moet ernaar streven hem niet onder handen te nemen of te straffen in tegenwoordigheid van anderen. Hij zal een scholier niet eerder wegzenden of alles moet gedaan zijn om hem op de goede weg te brengen. Maar wanneer dit stuit op de houding van de scholier, omdat zijn koppigheid of minachting voor het gezag voor de leiding van de school een bedreiging vormt en zijn invloed op anderen een slechte uitwerking heeft, dan moet hij wel weggezonden worden. Nochtans zal bij velen de schande van weggestuurd te worden leiden tot nog grotere onverschilligheid en ondergang. In de meeste gevallen moet, wanneer wegsturen onvermijdelijk is, aan de zaak geen ruchtbaarheid worden gegeven. Na beraadslaging en samenwerking met de ouders moet de onderwijzer zelf in alle stilte de verwijdering van de scholier op zich nemen.

Rechtvaardigheid en medelijden
In deze tijd van bijzondere gevaren, staat de jeugd aan alle kanten bloot aan verzoekingen; en omdat het zo gemakkelijk is af te dwalen, is de grootste inspanning nodig om tegen de stroom in te roeien. Elke school moet een “vrijstad” voor de in verzoeking gevallen jonge mensen zijn, een plaats, waar men zich in alle geduld en wijsheid met hun fouten zal bemoeien.
Onderwijzers die hun verantwoordelijkheden begrijpen, zullen alles uit hun eigen hart en leven wegnemen, dat hen zou beletten met succes op te treden tegen de eigenzinnigen en ongehoorzamen. Liefde en vriendelijkheid, geduld en zelfbeheersing, zullen te allen tijde de wet van hun woorden zijn. Barmhartigheid en medelijden moeten samengaan met rechtvaardigheid. Wanneer terechtwijzing noodzakelijk is, zullen zij niet spreken in drift, maar in ootmoed. Met alle zachtheid zullen zij de overtreder zijn fouten voorhouden en hem helpen zich te beteren. Elke goede onderwijzer zal voelen, dat, indien hij zich dan toch vergist, hij zich beter kan vergissen aan de kant van de barmhartigheid dan aan de kant van de gestrengheid.

Op het rechte pad terugbrengen door zachtheid
Vele jonge mensen, van wie men denkt dat ze onverbeterlijk zijn, zijn niet zo eigenzinnig als ze ogenschijnlijk lijken. Velen die als hopeloze gevallen worden beschouwd, kunnen door verstandige tucht op de goede weg worden teruggebracht. Vaak zijn dat degenen die voor vriendelijke woorden en daden zeer gevoelig zijn. De onderwijzer moet trachten het vertrouwen te winnen van de scholier die moeilijkheden heeft en door het goede in zijn karakter te erkennen en te ontwikkelen kan hij in veel gevallen het verkeerde verbeteren zonder de nadruk daarop te vestigen.

Ons voorbeeld
De goddelijke Leraar heeft geduld met de dwalenden in al hun fouten. Zijn liefde verkilt nooit; Zijn pogingen, hen te winnen, houden nooit op. Hij wacht met open armen om steeds weer de dwalenden, de opstandigen en zelfs de afvalligen te verwelkomen. Zijn hart is ontroerd over de hulpeloosheid van een klein kind, dat ruw behandeld wordt. De kreet van menselijk lijden bereikt nooit tevergeefs Zijn oor. Hoewel allen in Zijn oog waardevol zijn, gaan Zijn sympathie en liefde bijzonder uit naar hen die te kampen hebben met ruwe, weerbarstige, koppige neigingen; want Hij kent oorzaak en gevolg. Wie het gemakkelijkst in verzoeking valt en het meeste tot dwaling geneigd is, is ook het speciale voorwerp van Zijn zorg.
Alle ouders en onderwijzers moeten de eigenschappen aankweken van Hem die de zaak van de bedroefden, de lijdenden en de verzochten tot de Zijne maakt. De ouder of onderwijzer moet iemand zijn die “tegemoetkomend kan zijn jegens de onwetenden en dwalenden, daar hij ook zelf met zwakheid omvangen is” Hebr. 5:2. Jezus behandelt ons veel beter dan wij verdienen; en zoals Hij ons behandelt, moeten wij anderen behandelen. De handelwijze van ouders en onderwijzers is niet goed, wanneer ze niet lijkt op die welke de Heiland onder dezelfde omstandigheden zou volgen. -- KV, hfdst 34

We lezen samen uit Karaktervorming van EGW, om inzicht te krijgen in ons eigen karakter, zoals God dat ziet. We lezen elk hoofdstuk in 2 tot 4 dagen.

u bent niet geauthoriseerd om op dit bericht commentaar te geven.

Erken nu met geheel uw hart en ziel, dat niet een van alle goede beloften die de HERE, uw God, u gegeven heeft, onvervuld gebleven is. - Jozua 23:14


Copyright © Promise Ministry