egw knop2 gedicht knop

23 augustus: Geschikt om te onderwijzen


Een hoge maatstaf
Maar de bruikbaarheid van de onderwijzer berust niet zozeer op de omvang van zijn verworven kennis, als wel op het verheven doel waarnaar hij streeft. De ware onderwijzer is niet tevreden met een oppervlakkige gedachtengang, een trage geest of een zwak geheugen. Aanhoudend zal hij streven naar hogere maatstaven en betere methoden. In zijn leven zal een bestendige wasdom te zien zijn. In het werk van zo’n onderwijzer is een frisheid, een verkwikkende kracht die zijn leerlingen opwekt en aanspoort.
De onderwijzer moet in alle opzichten geschikt voor zijn werk zijn. Hij moet de wijsheid en takt bezitten met mensen om te gaan. Hoe groot zijn wetenschappelijke kennis ook is, hoe uitstekend ook zijn eigenschappen op ander gebied, indien hij het respect en vertrouwen van zijn leerlingen niet wint, zal zijn arbeid tevergeefs zijn.

Leiding geven
Er zijn onderwijzers nodig met een goed onderscheidingsvermogen, die elke kans aangrijpen om iets goeds te bereiken; bij wie de juiste waardigheid samengaat met geestdrift. Zij moeten leiding kunnen geven en onderlegd zijn in het onderwijzen; zij moeten tot denken aansporen, en energie en volharding bij hun scholieren opwekken. De mogelijkheid kan bestaan dat een onderwijzer zelf niet zo’n goede opleiding heeft genoten en dat hij niet zo algemeen ontwikkeld is als wenselijk was. Wanneer hij nochtans een goede mensenkennis bezit, zijn werk liefheeft en de betekenis daarvan waardeert, wanneer hij bereid is zichzelf verder te ontwikkelen en volhardend te arbeiden, zal hij de behoeften van zijn scholieren leren kennen, en door zijn medelevende, vooruitstrevende geest zal hij hen bezielen hem te volgen wanneer hij hen voorwaarts en opwaarts wil leiden.

Moeilijkheden
Onder de kinderen en opgroeiende jeugd die aan de zorg van de onderwijzer zijn toevertrouwd, bestaat groot verschil in aanleg, gewoonten en opvoeding. Sommigen hebben geen bepaald doel of vaste beginselen. Daarom moeten zij hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden leren kennen. Maar weinig kinderen hebben in het gezin een goede opvoeding gehad, en velen zijn thuis verwend. Hun hele opvoeding is oppervlakkig. Ze mochten hun eigen zin doen en zich onttrekken aan verantwoordelijkheden en lasten, waardoor standvastigheid, doorzettingsvermogen en zelfverloochening ontbreken. Tucht zien ze vaak als een onnodige beperking. Bij andere kinderen werden de teugels te strak gehouden waardoor ze ontmoedigd werden. Willekeurige beperkingen en hardheid maakten hen koppig en wantrouwend. Wanneer deze onvolmaakte karakters worden bijgeschaafd, moet dit werk in de meeste gevallen door de onderwijzer gebeuren.

Inzicht en medeleven
Om dit met succes te kunnen doen, moet hij dat medeleven en inzicht bezitten, dat hem in staat zal stellen bij zijn leerlingen de oorzaak van de fouten en dwalingen op te sporen. Hij moet ook de takt en bekwaamheid, het geduld en de vastberadenheid bezitten om ieder van zijn leerlingen de juiste hulp te geven - voor de weifelenden en gemakzuchtigen die bemoediging en bezieling dat ze zich gaan inspannen; voor de ontmoedigden medeleven en waardering welke vertrouwen zullen wekken om aan de studie te gaan.

Omgang met de leerlingen
Wat de prettige omgang met hun leerlingen betreft, schieten onderwijzers vaak te kort. Zij geven blijk van te weinig medeleven en vriendelijkheid en zij tonen te veel de strenge waardigheid van een rechter. Al moet de onderwijzer vastberaden zijn, hij moet toch niet dictatoriaal optreden. Wanneer hij hard en streng is, zijn leerlingen op een afstand houdt of hen onverschillig bejegent, zal dit alles hem beletten op hen een invloed ten goede te kunnen uitoefenen.

Partijdigheid
Onder geen enkele omstandigheid mag de onderwijzer partijdig zijn. Hij openbaart een absoluut verkeerd begrip van zijn taak wanneer hij de innemende, prettige leerling voortrekt, en kritisch, ongeduldig of onsympathiek staat tegenover diegenen die bemoediging en hulp het meest nodig hebben. In zijn optreden tegen lastige kinderen wordt het karakter getoetst en bewijst de onderwijzer of hij werkelijk voor zijn arbeid geschikt is.

Verantwoordelijkheid
Groot is de verantwoordelijkheid van hen die het op zich nemen een menselijke ziel te leiden. De goede vader en moeder zullen dat zien als een hun toevertrouwd pand, waarvan zij zich nooit geheel kunnen losmaken. Van zijn eerste tot zijn laatste dag voelt het kind de kracht van die band, welke het verbindt met het hart van de ouders; de daden, de woorden, ja zelfs de blik van de ouders oefenen op het kind een invloed ten goede of ten kwade uit. In deze verantwoordelijkheid deelt ook de onderwijzer en hij moet voortdurend de heiligheid daarvan zien en zich het doel van zijn werk voor ogen houden. Hij is er niet alleen om zijn dagelijkse plichten te doen, zijn opdrachtgevers te behagen of de goede naam van de school hoog te houden; hij moet ook acht slaan op het hoogste goed van zijn leerlingen als individuen, op de plichten die het leven hen oplegt, op het werk en de voorbereiding die voor dit alles vereist is. Het werk dat hij dag in dag uit doet, zal op zijn leerlingen, en door hen op anderen een invloed uitoefenen, welke in omvang en kracht zal toenemen tot het einde des tijds. De vruchten van zijn werk zal hij moeten zien op die grote dag, wanneer elk woord en elke daad voor God in herinnering gebracht zal worden.
De onderwijzer die dit beseft, zal niet het gevoel hebben dat zijn taak is afgelopen wanneer hij zijn dagelijkse lesrooster heeft afgewerkt en zijn leerlingen voor een poos aan zijn directe zorg zijn onttrokken. Hij zal bezorgd zijn voor deze kinderen en jonge mensen. Voortdurend zal hij nagaan en zijn best doen hoe hij hen kan brengen tot de hoogste graad van wat bereikt kan worden.

Persoonlijke vervolmaking
Wie de kansen en voorrechten van zijn werk ziet, zal niet toelaten dat ook maar iets in de weg staat naar zijn persoonlijke vervolmaking. Hij zal alle mogelijke moeite doen op deze hoge trap te komen. Alles wat hij zijn leerlingen wil laten bereiken, zal hij zichzelf ten doel stellen.

Onze hulpbron
Hoe dieper het gevoel voor verantwoordelijkheid is en hoe krachtiger de inspanning tot persoonlijke vervolmaking, des te scherper zal de onderwijzer de gebreken zien die zijn bruikbaarheid in de weg staan, en des te meer zal hij die betreuren. Wanneer hij de belangrijkheid van zijn werk met zijn moeilijkheden en mogelijkheden ziet, zal zijn hart vaak uitroepen: “Wie is hiertoe bekwaam?”
Beste onderwijzer, wanneer u ziet hoeveel behoefte u hebt aan kracht en leiding - een behoefte waarin geen menselijke hulpbron kan voorzien - vraag ik u de beloften na te gaan van Hem die de wonderbaarlijke Raadgever is.
“Zie”, zegt Hij, “Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten”. Openb. 3:8.
“Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden”. “Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; Mijn oog is op u”. Jer. 33:3; Ps. 32:8.
“Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.” Matth. 28:20.

De hoogste voorbereiding
Wat betreft de hoogste voorbereiding voor uw werk, wijs ik u op de woorden, het leven, de methoden van de grootste Leraar die de wereld ooit heeft gekend. Ik vraag u: zie op Hem. Hier is uw ware ideaal. Aanschouw het, overpeins het, tot de Geest van de Goddelijke Leraar van uw hart en leven bezit zal hebben genomen.
“Weerspiegelend de heerlijkheid des Heren” zult u “veranderd worden naar hetzelfde beeld” 2 Cor. 3:18.
Dit is het geheim van de macht over uw leerlingen. Weerspiegel Hem.  -- KV, hfdst 32

We lezen samen uit Karaktervorming van EGW, om inzicht te krijgen in ons eigen karakter, zoals God dat ziet. We lezen elk hoofdstuk in 2 tot 4 dagen.

u bent niet geauthoriseerd om op dit bericht commentaar te geven.

Erken nu met geheel uw hart en ziel, dat niet een van alle goede beloften die de HERE, uw God, u gegeven heeft, onvervuld gebleven is. - Jozua 23:14


Copyright © Promise Ministry